Mysterium Cosmographicum
Ook Johannes Kepler beschrijft in zijn boek “Mysterium Cosmographicum” uit 1597 dit model van vijf Platonische veelvlakken.
Volgens het Copernicaans model waren er zes planeten, Mercurius, Venus, Aarde, Mars en Jupiter en Saturnus, waarvan de banen draaien op onzichtbare sferen. De afstanden van de toen gekende planeten werden weergegeven in een nesteling van de vijf Platonische lichamen. Kepler schreef letterlijk; “Nu heeft u een verklaring voor het bestaan van de zes planeten”.
Dit bleek later een foutieve voorstelling van ons planetenstelsel te zijn, toen in 1781 William Herschel de planeet Uranus ontdekte.