Google Classroom
GeoGebraGeoGebra Klaslokaal

Lorenzcurve en Gini-coëfficiënt

Lorenzcurve en Gini-coëfficiënt

Klik op het icoon Tabel en open het tabelvenster:
  • In de tabel lees je de inkomensverdeling in een gemeente af: "Welk cumulatief % van de bevolking beschikt over welk cumulatief % van de inkomens?"
  • De trendlijn van de overeenkomstige punten noemt men de Lorenzcurve Voor deze cijfers komt ze benaderend overeen met de grafiek van een kwadratische functie. Selecteer in de y-kolom de optie Regressie, selecteer kwadratisch en plot de trendlijn.
Klik op het icoon Algebra en open het algebravenster:
  • Je leest de vergelijking van de Lorenzcurve af als het voorschrift van de functie f.
  • Bij een gelijke verdeling van de inkomsten over de bevolking zou de grafiek overeenkomen met de grafiek van g(x) = x (de eerste bissectrice).
  • Een maat voor de ongelijkheid van de inkomensverdeling is de relatieve grootte van het donkerblauwe oppervlak (tussen de grafieken van f en g) t.o.v. de totale oppervlakte onder de grafiek van g. Deze verhouding is de Gini-coëfficiënt en ligt steeds tussen 0 en 1.
Onthoud: Hoe meer de Lorenzcurve afwijkt van de eerste bissectrice, hoe groter de Gini-coëfficiënt. Hoe groter de Gini-coëfficiënt, hoe ongelijker de inkomstenverdeling.

Experimenteer met de waarden in de kolom y_1 en zie hoe de Gini-coëfficiënt wijzigt

gebruik van de Gini-coëfficiënt

De Gini-coëfficiënt is een handig middel om inkomensongelijkheden te vergelijken:
  • "Hoe evolueert de inkomensongelijkheid in een stad, regio of land in de tijd?"
  • "Hoe verhouden landen of regio's zich tegenover elkaar qua inkomensongelijkheid?" Lees bijvoorbeeld het artikel in Statistiek Vlaanderen.