Voorbeeld + opgaven 25 en 26

Voorbeeld

Gegeven is de functie f(x) = x2. Bereken het differentiequotiënt op het interval [1,1+h] en benader hiermee het differentiaalquotiënt voor =1.
Het differentiequotiënt op het interval [1,1+h] is: Dit differentiequotiënt heeft voor elke waarde van h (behalve = 0 ) de waarde 2+h. Hoe dichter h bij 0 komt, hoe dichter 2+h bij 2 komt. Dit betekent dat het differentiaalquotiënt voor = 1 gelijk is aan 2. Ook met de grafische rekenmachine kun je het differentiaalquotiëntvoor = 1 bepalen.

Opgave 25

In het voorbeeld zie je de functie f(x) = x2. Bereken het differentiequotiënt op het interval [2,2+h] en benader hiermee het differentiaalquotiënt voor = 2.

Opgave 26

Gegeven is de functie f(x) = xx. Bereken het differentiequotiënt op het interval [3,3+h] en benader hiermee het differentiaalquotiënt voor = 3.