de klankkleur van een stem of instrument
Wanneer een pijpen van het orgel wordt aangeblazen, ontstaat geluid van diverse golflengtes.
Maar alleen het geluid met een golflengte die past in de lengte die ter beschikking staat ( orgelpijp, fluit, snaar…), kan blijven bestaan. De meest eenvoudige golf bepaalt de toonhoogte.
De andere tonen hoor je niet als aparte tonen maar als een integrerend deel van de grondtoon. In het geval van een gesloten pijp treedt er een staande golf op als de halve golflengte gelijk is aan de lengte van de pijp. Hoe langer de pijp, hoe langer de golf en hoe kleiner de frequentie:
Langere orgelpijpen produceren lagere tonen dan kortere.
Instrumenten produceren geen zuivere sinusfuncties. Steeds klinken zogenaamde harmonische tonen of boventonen mee. Hoeveel en in welke mate, bepaalt de kleur van de toon. Dit wordt nagebootst in elektronische piano’s. Ook in GeoGebra kunnen we geluid kleuren door de som van verschillende sinusfuncties te laten horen en het relatieve aandeel van de termen te veranderen.