De eigenschappen van een spiegeling nagaan
Opdracht
Smuk de dynamische figuur uit vorig werkblad verder op, zodat je leerlingen de eigenschappen van een spiegeling kunnen onderzoeken.
Instructies
Hieronder vind je een constructie zoals je ze in vorig werkblad gemaakt hebt. Smuk de constructie verder op door het stappenplan te volgen
1. | | Creëer een lijnstuk tussen de punten A en B met de knop Lijnstuk tussen twee punten. |
2. | | Creëer een lijnstuk tussen de punten A en E. |
3. | | Creëer een evenwijdige aan het lijnstuk AB door het punt E met de knop Evenwijdige rechte. |
4. | | Creëer een evenwijdige aan het lijnstuk AE door het punt B. |
5. | | Bepaal het snijpunt F van beid rechten met de knop Snijpunt(en) van twee objecten. |
6. | Verberg de hulplijnen en -lijnstukken met de knop Object tonen / verbergen. Opmerking: Activeer de knop en selecteer alle objecten die je wil verbergen. Selecteer daarna een andere knop om je wijzigingen toe te passen. |
Probeer het zelf...
Instructies (vervolg)
7. | Spiegel de vier hoekpunten A, B, E en F t.o.v. de spiegelas om hun beeldpunten A', B', E' en F' te bepalen met de knop Lijnspiegeling. | |
8. | Verbind de vier hoekpunten en hun beeldpunten met de knop Lijnstuk (b.v. punten A en A'). | |
9. | | Toon de hoeken tussen de spiegelas en de lijnstukken met de knop Hoek. |
10. | | Gebruik de Opmaakwerkbalk om je constructie verder op te smukken (b.v. aanpassen van kleur en stijl van de lijnstukken). |