Gegevens invoeren en verwijzen naar cellen
Gegevens invoeren en objecten creëren
In het Rekenblad van GeoGebra heeft elke cel een specifieke naam.
Voorbeeld: De cel in kolom A en rij 1 heet A1.
Met de cellen van het Rekenblad kan je objecten creëren die getoond worden in het Tekenvenster (b.v. punten).
Opdracht 1
1. | A1 | Voer het getal 10 in in cel A1.
Tip: Bevestig je invoer altijd met de Enter-toets. |
2. | B1 | Voer in cel B1 de coördinaten(-2, 2) in .
Let op: Het punt B1 = (-2, 2) verschijnt dan automatisch in het Tekenvenster. |
3. | Klik op de Aanwijzer en versleep B1 in het Tekenvenster. Let op: In het Rekenblad zie je de actuele positie van punt B1 in cel B1. | |
4. | Verwijder de inhoud van cel B1. |
Celverwijzingen
Door de naam van een cel te gebruiken in een invoer kan je verwijzen naar andere cellen .
Opmerking: Wijzig je de inhoud van een cel waar je naar verwijst, dan verandert de inhoud van de cel mee.
Opgave 2
Opgave 3
1. | A1 | Verander het getal in cell A1 in 1.5 en bevestig je invoer. |
2. | B1 | Typ de formule = 2 * in cel B1 en selecteer vervolgens cel A1 om de naam van deze cel in te voeren in de formule. Bevestig je invoer.
Opmerking: GeoGebra berekent 2 * 1.5 en toont het resultaat 3 in cel B1.
|
3. | A1 | wijzig de inhoud van cel A1 in 3. Opmerking: De inhoud van cel B1 verandert mee met je wijziging. |
1. | C1 | Typ de coördinaten (A1, B1) in cel C1 en bevestig je invoer.
Tip: Cel C1 toont nu de coördinaten (3, 6). Het overeenkomstige punt C1 wordt nu ook getoond in het Tekenvenster. |
2. | A1 | Verander de inhoud van cel A1 in 2 .
Opmerking: De coördinaten in cel C1 en het overeenkomstige punt worden aangepast aan je wijzigingen. |